1.

De eerste stappen als ingenieur

François of Frans Bourdrez groeit op in Den Haag en heeft naar eigen zeggen een gelukkige jeugd. Hij wordt geboren in 1901 en groeit op in de mooie wijk Duinoord. Hij gaat naar de H.B.S. en doet aan atletiek. Dat hij ingenieur wordt, staat al vast. Zijn vader, grootvader en overgrootvader waren namelijk ook ingenieurs. In 1918 gaat Bourdrez civiele techniek studeren in Delft. Naast zijn studie is hij lid van het Delftsch Studenten Corps (DSC) waar hij onder andere actief is in het studententoneel. Na zijn afstuderen in 1924 onderneemt Bourdrez met twee studievrienden, de latere filmmaker Mannus Franken en de schilder Gerard Hordijk, een vakantie naar Mechelen en terug per gehuurde huifkar met een paard dat ze Frits noemen. Een kleurrijk verslag van de tocht werd gepubliceerd in De Spiegel, het huisblad van het DSC.

Aan deze onbezorgde tijd komt een einde als in november 1924 de vader van Frans Bourdrez, Joseph Bourdrez, overlijdt na een kort ziekbed. 

Bourdrez als kind, datum onbekend, (NA)

Bourdrez (vierde van links, met boek) op de HBS, 1917 (NA)

Vakantie met de huifkar naar Mechelen (1924) (Bourdrez, NA)

Gerard Hordijk (links), Mannus Franken (rechts) (Bourdrez, NA)

Op het moment van overlijden heeft vader Joseph Bourdrez een aanzienlijke schuld bij de bank, bij vrienden en bij familie. Dat is verbazingwekkend, want lange tijd ging het hem voor de wind. Hij was een van de eerste ingenieurs in Nederland die de potentie van gewapend beton inzag. Vanuit die expertise was hij rond de eeuwwisseling betrokken bij de bouw van het Vredespaleis in Den Haag en de Beurs van Berlage in Amsterdam. Vader Bourdrez was vervolgens hoofdarchitect van de eerste elektrische spoorlijn van Nederland, de Zuid-Hollandsche Elektrische Spoorwegmaatschappij (ZHESM) tussen Rotterdam en Scheveningen. Daarna werd hij mede-directeur van de betonmaatschappij van zijn broer, Pieter Bourdrez. Hij investeerde ook in een aantal ondernemingen: een aardewerkfabriek, een glas-in-loodatelier en een verzekeringsmaatschappij. Hij zat ook 14 jaar in de Haagse gemeenteraad. Het leek de ingenieur en ondernemer Joseph Bourdrez voor de wind te gaan. 

Maar tijdens de Eerste Wereldoorlog en in de jaren daarna viel de wereldhandel stil. Nederland maakt een recessie door. De bouwsector werd hard geraakt en dus ook Joseph Bourdrez. In 1920 verkochten de Bourdrez’ het monumentale pand De Globe in Middelburg dat ze toen nog bezaten, maar in 1922 ging de betonmaatschappij van de broers Joseph en Pieter Bourdrez alsnog failliet. Na het onverwachte overlijden van Joseph Bourdrez in 1924 blijft de rest van het gezin achter met een schuld van ruim zestigduizend gulden. Een duizelingwekkend bedrag voor die tijd. 

Vader Joseph Jean Leonard Bourdrez (1862-1924) en moeder Henriëtte Petronella Ramaer (1870-1960) (NA)

Advertentie van de betonmaatschapij van de broers Bourdrez, die in 1922 failliet gaat (bron).

Frans Bourdrez is ineens kostwinner. Hij is net afgestudeerd en werkt als civiel ingenieur in Den Haag. Hij onderhoudt zijn moeder, Henriëtte Ramaer-Bourdrez, en zijn twee jongere broers, die nog studeren en betaalt rente aan de schuldeisers. Familiebezittingen worden verkocht en moeder zoekt een baan en verhuurt een aantal kamers van haar huis aan jonge dames die in Den Haag een opleiding volgen. Bourdrez stuurt de rest van zijn leven maandelijks geld aan zijn moeder. Zijn jongere broer Herman vindt gelukkig snel na zijn afstuderen een baan bij een tinmijnbouwbedrijf in Bolivia. En ook de jongste broer Joop rondt uiteindelijk zijn studie af en vindt eerst een baan bij de gemeente Amsterdam en later bij Philips in Eindhoven.  Frans Bourdrez blijft tot ongeveer 1935 met zijn broers corresponderen over de familieschulden en de bijbehorende rentebetalingen. Ergens in die periode wordt een deel van de schuld terugbetaald en een deel kwijtgescholden. 

In die tijd moet van elk gezin één zoon in militaire dienst en meestal is dat de oudste. De militaire dienst duurt 10 maanden, waarbij hij wordt ingezet als technisch opzichter van de motordienst. Hij schopt het tot reserve eerste luitenant. Tijdens zijn diensttijd komt Bourdrez voor het eerst in aanraking met de vernietigende kracht van water. In de winter van 1926 overstromen de Waal en de Maas en moeten duizenden mensen worden geëvacueerd in de omgeving van Nijmegen. Dienstplichtigen worden ingezet om te assisteren, zo ook de mannen van de motordienst waartoe Bourdrez behoort.

Na zijn militaire dienst zoekt Bourdrez een plek om zich als jonge ingenieur te onderscheiden. In die tijd is er één plek waar ambitieuze avontuurlijke jonge mannen dan naartoe gaan: Nederlands-Indië.

De motordienst van Bourdrez (derde van links in zijspan) assisteert bij de watersnood van 1926 in de buurt van Nijmegen (NA)

Na zijn militaire dienst komt François Bourdrez in contact met Du Croo en Brauns: fabrikant van machines, stoomlocomotieven en gereedschap. Zij hebben een baan voor hem in het toenmalig Nederlands-Indië. Bourdrez vertrekt dus in 1926 naar de Oost, waar hij met name verantwoordelijk is voor de aanleg van smalspoorlijnen van en naar de fabrieken op Java en Sumatra. Bourdrez heeft er talent voor om soepel van de ene baan naar de volgende te bewegen en zo snel carrière te maken, zoals we ook later nog zullen zien. Een voorbeeld hiervan is de overstap die hij maakt van Du Croo en Brauns naar de Deli-Maatschappij.

Bourdrez is bij Du Croo en Brauns wat ontevreden over zijn salaris dus laat links en rechts vallen dat hij op zoek is naar een nieuwe baan. Twee toevallige ontmoetingen leveren hem deze gewenste nieuwe baan op. De eerste is een ontmoeting met de hoofdadministrateur van De Deli Maatschappij. De Deli-Maatschappij is een Nederlands bedrijf op Sumatra dat 26 tabaksplantages heeft, vier rubberplantages en een palmolieplantage. De hoofdadministrateur is geïnteresseerd, maar heeft niets concreets. De tweede ontmoeting is met de hoogste baas, de hoofddirecteur van de Deli-Maatschappij, Herbert Cremer. Bourdrez en Cremer ontmoeten elkaar in een klein plaatsje in Noord-Sumatra als ze allebei schuilen voor een wolkbreuk in een klein hotelletje. Bourdrez vertelt aan Cremer dat hij een leuk gesprek had met de hoofdadministrateur en dat hij op zoek is naar een nieuwe baan. 'Helaas vond hij mij te jong', baalt Bourdrez. Maar François Bourdrez heeft een soort natuurlijke charme en overtuigingskracht en hij heeft blijkbaar toch een goede indruk achtergelaten. 

Hij schrijft: 'Laat me zes weken later nou toch dat baantje krijgen: chef van de technische dienst der Deli Maatschappij. Verantwoordelijke voor alle potten en pannen van de cultuur-ondernemingen, hun railbanen, bruggen, wegen, auto's,  ik weet niet wat allemaal.' Het is een goede baan, verantwoordelijk voor alle nieuwbouw, al het smalspoor, inclusief treinen, alle wegen en alle auto's en vrachtauto's van het bedrijf. Hij heeft dan zes opzichters en drie fabrieksassistenten onder hem werken,  een auto van de zaak en een vrijstaand huis met personeel.

Één jaar blijft Bourdrez chef van de technische dienst van de Deli-Maatschappij. Daarna dient zich een nieuwe kans aan.

François Bourdrez en enkele van zijn projecten tijdens zijn drie jaar als civiel ingenieur in Nederlands-Indië (1926-1928) (NA)


In 1928 komt Bourdrez terug naar Nederland, waar hij in dienst treedt bij Philips en in Eindhoven gaat wonen. Mogelijk werkte het in zijn voordeel dat hij in vier talen vloeiend kon spreken en schrijven: Nederlands, Frans, Engels en Duits. Het is namelijk een zeer internationale functie. Philips bouwt op dat moment veel nieuwe fabrieken in het buitenland. Bourdrez werkt voor een afdeling die de bouw van die fabrieken begeleidt. Hij reist met grote regelmaat naar België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Tsjechoslowakije, Zweden en Letland. De baan bevalt hem zeer goed, maar Nederland ontkomt niet aan de wereldwijde economische crisis, die in 1929 begint. Najaar 1930 maakt Bourdrez zich nog geen zorgen. Hij schrijft aan zijn broer Herman: 'Ondanks de malaise en crisis blijft de verkoop van radio's bloeien. De vooruitzichten voor mij zijn goed. Ik geloof dat ik bij Philips een vrij vaste positie heb. De betaling is niet slecht, er zijn nog vele mogelijkheden, de toekomst lacht nog steeds.'

Bij heel Philips overheerst dit optimisme nog tot voorjaar 1931,  maar dit komt vooral doordat ze geen goed overzicht hebben van hun eigen financiële situatie. De cijfers over 1930 van de diverse buitenlandse dochterondernemingen  komen met veel vertraging binnen. Pas in mei 1931 heeft Philips een compleet beeld over de financiën van het jaar 1930. De vraag naar radio’s en gloeilampen blijkt al sterk afgenomen en medio 1931 komt Philips tot de conclusie dat er een groot financieel probleem is. President-directeur Anton Philips had altijd zelf de financiële portefeuille bestierd naast zijn andere taken. Maar nu laat hij het snel over aan onderdirecteur Frans Otten, die tot financieel directeur wordt gepromoveerd. Aan Otten de taak om de boekhouding op orde te brengen. Het elektronicabedrijf ziet zich genoodzaakt om in enkele jaren de helft van haar 20.000 medewerkers te ontslaan. Philips had de gewoonte om eerst alle mannen zonder gezin te ontslaan, dus Bourdrez is al snel aan de beurt. Bourdrez is hier erg teleurgesteld over. Frans Otten had hem namelijk beloofd dat hij kon blijven. In een brief aan zijn broer schrijft Bourdrez dat hij het slachtoffer is van interne bureaupolitiek en dat een minder competente collega op zijn plek terecht is gekomen. Die minder competente collega is zijn beste vrienden, Adriaan Knappert. Knappert is dan net getrouwd met Henriëtte Philips, dochter van de president-directeur, en krijgt de baan die door Otten aan Bourdrez was beloofd. 

Bourdrez krijgt wel een ontslagvergoeding en gaat in de zomer van 1931 eerst rustig op vakantie, alvorens hij op zoek gaat naar een nieuwe baan. Hij kan dan nog niet vermoeden dat die volgende baan hem helemaal naar China brengt.

Bouw van fabrieken in heel Europa voor Philips (1928-1931) (NA)