6.

Een instituut van teruggegeven geld 

Eerder zagen we al dat Bourdrez de Chinese ingenieurs oneerbiedig beschreef als 'intelligente telgen van Confusiaanse literaten, zonder veel gevoel voor techniek', die slecht konden rekenen. Dat klinkt hard, maar gebrek aan kennis was daadwerkelijk een groot probleem. China had weliswaar een lange geschiedenis van watermanagement, maar die was altijd gebaseerd op ervaring en ze hadden nooit de stap gemaakt naar een wetenschappelijke benadering. Systematische bestudering van ondergrond, hoeveelheid en samenstelling van het water, eigenschappen van de beschikbare materialen, klimatologische omstandigheden en dergelijke vonden niet plaats. 

Nico van den Heuvel, collega van Bourdrez zou het in een lezing na terugkomst in Nederland in 1939 de situatie in China als volgt beschrijven: 'Na een langzame, maar gestage ontwikkeling van de techniek volgde in China een periode van stilstand. Weliswaar was de techniek geklommen tot een trap van volmaaktheid die geen andere voorbeelden kent, maar een eveneens weergaloze verering van de voorvaderen en hun werk verstijfde gaandeweg het hele culturele leven in China, zo erg, dat anders handelen dan de voorvaderen identiek werd met zonde. Zich bekwamen voor een of andere functie in het Bestuursapparaat betekende tenslotte niet meer dan het bestuderen van de literatuur der ouden. Het zelf presteren van geestelijken arbeid bestond tenslotte uit het in voortdurend gevarieerde volgorde opschrijven van klassieke gemeenplaatsen. De beste magistraat was de man, die het ijverigst de geschriften van zijn klassieke voorgangers had bestudeerd. Dit neemt niet weg, dat, wanneer na voltooide studie, aan zulke ambtenaren een regeeringsfunctie werd opgedragen, uit velen in de praktijk toch wijze magistraten groeiden. Zelfs zijn gevallen in de Chineesche geschiedenis bekend, dat, onder de drang der omstandigheden, zulke mensen zich ontpopten als ingenieurs met grote begaafdheid. Maar in het algemeen is natuurlijk voor de ontwikkeling van de techniek het ontbreken van een technische opleiding niet bevorderlijk.' 

Om de benodigde kennis en wetenschappelijke vaardigheden te verkrijgen, werden steeds meer Chinese ingenieurs opgeleid in het buitenland. Eind negentiende eeuw schreven de eerste Chinezen zich in Delft al in voor technische studies. Maar Bourdrez en zijn collega’s zagen al snel in dat die er duizenden ingenieurs nodig waren en dat kennis van de lokale omstandigheden en materialen noodzakelijk was. 

Al heel snel na zijn aankomst in China, helpt Bourdrez meedenken over het verbeteren van de lokale opleidingen en over de mogelijkheid om in China een instituut op te richten dat vergelijkbaar is met het waterbouwkundig laboratorium in Delft. En er dient zich een gouden kans aan. De Nederlandse regering is dan namelijk in onderhandeling met China over de Boxerschulden. Tijdens de Bokseropstand (1899-1901) zijn veel gebouwen in de ambassadewijk in Peking beschadigd, waaronder het gebouw van het Nederlandse gezantschap. De Nederlandse regering ontvangt in de jaren daarna net als veel andere landen herstelbetalingen van de Chinese regering, de zogenaamde ‘Bokserschulden’. Al in de jaren 20 ontstaat er een politieke discussie of het niet onredelijk is om het arme China een dergelijk groot bedrag te laten terugbetalen en een aantal landen, zoals de VS en Groot-Brittannië besluiten om het Boxergeld via een fonds weer terug te geven aan specifieke projecten in China. 

Groot-Brittannië heeft een enorm bedrag aan herstelbetaling ontvangen en besluit het geld niet rechtstreeks terug te geven aan China, maar in een fonds te stoppen. In het British Boxer Indemnity Fund zat zoveel geld dat met alleen de rente al aanzienlijke infrastructurele projecten konden worden betaald. Ook leende dit fonds geld uit aan de Chinese overheid voor projecten. Bourdrez is gedurende enkele jaren verbonden aan het British Boxer Indemnity Fund als adviseur. Hij adviseert de Britten welke projecten mogelijk in aanmerking zouden kunnen komen en ziet toe op de goede uitvoering van de projecten. Onder andere verbeteringen aan de Huai-rivier en de bouw van nieuwe sluizen in het Grand Canal worden uit dit fonds gefinancierd onder begeleiding van Bourdrez. 

Ook in Nederland speelt deze discussie dan al een tijdje, al ging het om een veel kleiner bedrag dan bij Groot-Brittannië. Bourdrez bespreekt samen met de Nederlandse gezant Willem Thorbecke aan een plan om het geld in te zetten voor een waterbouwkundig doel in China. Bourdrez stelt voor om een waterbouwkundig laboratorium te bouwen zoals hij dat kent van de T.H. Delft, waar in 1927 een modern laboratorium is gebouwd. Er zijn nog andere ideeën voor besteding van de Bokserschulden, dus Bourdrez moet met een goed plan komen. Hij vraagt via de Volkenbond zo veel mogelijk informatie op en schrijft in het voorjaar van 1933 een voorstel met enkele simpele tekeningen. Thorbecke is overtuigd en sluit een overeenkomst met de Chinese regering dat het Nederlandse Boxergeld voor een groot deel zal worden ingezet voor het nieuw op te richten laboratorium in Nanking. Ingenieur Nico van der Heuvel, die lange tijd bij het laboratorium in Delft heeft gewerkt, zal later de eerste directeur worden. 

In februari 1936 stroomt er water door het eerste model. Maar de bouw loopt vertraging op als de aannemer begin 1937 failliet gaat. Het laboratorium is dus nog niet helemaal af als de Japanners in september 1937 Nanking bombarderen en daarbij ook het laboratorium raken. Pas na het einde van de oorlog wordt het Nanjing Hydraulic Research Institute (NHRI) afgebouwd en groeit het al snel uit tot het grootste waterloopkundig laboratorium in Azië. Deze hele episode is uitgebreid beschreven in een monografie van Vincent Chang, die onderdeel is geworden van zijn boek Forgotten Diplomacy: The Modern Remaking of Dutch-Chinese Relations, 1927–1950. De monografie is met toestemming van de auteur ook op deze website beschikbaar

Eerstesteenlegging van het waterbouwkundig laboratorium in Nanking, dat op initiatief van Bourdrez werd opgericht. 

Met C.C. Cheng, onderdirecteur van de waterbouwkundige afdeling van het NEC (derde van links); François Bourdrez (vijfde van links); Nico van der Heuvel (zevende van links). 

(Foto uit privéarchief familie Bourdrez) 

De NEC heeft in 1934 naast belastingen en Boksergelden nog een andere grote bron van inkomsten. Bourdrez legt het in een brief naar zijn broer als volgt uit: 'Nog iets over de financiering. China is straatarm, leningen kan het in cash vrijwel niet meer loskrijgen. De normale inkomsten (douane, belastingen) gaan aan burgeroorlogen en de hoogstnodige administratie op. Onze reconstructie geschiedt met leningen in natura van de VS. Overtollig graan en katoen. De VS zou het toch niet kunnen gebruiken en is dan geneigd, wat afbetaling betreft, grotere risico’s te nemen. Ook houdt het hun handelsvloot bezig. Die graan en katoen moeten toch in China ingevoerd worden. Een Wheat and Cotton Committee verkoopt die spullen op de markt en van de opbrengsten timmeren, graven en onthuizen wij. In 1932 is zelfs veel grondwerk direct voor graan aan de arbeiders gedaan.' 

T.V. Soong heeft bij het regelen van deze lening in natura hulp gekregen van Jean Monnet, de latere grondlegger van de EU, die van 1932 tot 1936 in China woont en T.V. Soong helpt met het leggen van contacten in met name de VS. De Wheat and Cotton Loan, die T.V. Soong afsluit met de Amerikaanse president Roosevelt is een van de weinige leningen die China in die periode weet af te sluiten, want wereldwijd is er weinig vertrouwen in de financiële positie van China. Deze lening van de VS aan China in natura heeft wel één onbedoelde consequentie. Het goedkope graan dat de Chinese markt overspoelde, maakte dat de Chinese boeren hun eigen graan niet meer verkocht kregen. Terwijl er dus honderdduizenden arbeiders met graan werden betaald, lag het Chinese graan te rotten in de pakhuizen. 

De NEC kan dankzij de Wheat and Cotton Loan wel aan het werk blijven en Bourdrez dus ook. Begin 1934 schrijft hij zijn broer Herman dat hij voorlopig niet voor verlof naar Europa komt. Herman Bourdrez is op dat moment even terug uit Bolivia en het zou natuurlijk jammer zijn als ze elkaar mislopen. Bourdrez schrijft: 'Ik ben nu aan je verplicht om vooreerst een uitleg te geven waarom ik niet weg kan. Daarvoor is het nodig dat ik begin met een korte toelichting van ons werk hier en mijn bescheiden aandeel daarin. Zoals ik je al eens schreef heeft China aan de Volkenbond om technische hulp gevraagd bij haar ‘reconstruction’ werk. Die hulp omvat nu weg- en waterbouw, gezondheid, landbouw en agrarische hervorming, zijdecultuur en ‘civil service’. Dat alles is gegroepeerd rond de National Economic Council, een soort herstel-ministerie, opgericht eind 1931 in een voorlopige vorm. Met dat ‘prepatory office’ hebben we 2 jaar gewerkt. Op beperkte schaal werd werk uitgevoerd, ingenieurs-, gezondheid- en landbouwwerk. We hebben zoveel mogelijk gegevens verzameld, connecties met vooruitstrevende technische instellingen aangeknoopt, gereisd, enz. Met dat alles is langzamerhand een plan opgesteld voor de eerstvolgende jaren: een primair wegennet, de hoogstnodige waterbouwwerken en een begin van meer algemeen werk, wat onze engineering betreft. Hetzelfde voor de andere afdelingen. Okęcki en ik waren bij dit alles ‘adviseurs’ bij de afdeling Hydraulic Engineering and Public Roads. We volgden de principes en grote lijnen van onze chef Robert Haas, die eind 1932 naar Genève terugging. Officieel is alles 100% Chinees, wij werken achter het geschermte.’ 

‘Ik had eind 1933 een eigenaardige tijd. De directeur van de afdeling Hydraulic Engineering trad af (hetgeen tijd was). Er kwam een nieuwe, veel betere, en ik was praktisch de trait d’union en had daardoor bij de begrotingswerken een interessante rol. We beginnen nu het ‘program 1934’. Ondertussen is de NEC omgeorganiseerd in een definitieve vorm, van veel wijdsere omvang. De wegen hebben als 1e definitieve budget $10.000.000 voor 1934, de rivieren $5.000.000 (1 Mexicaanse dollar = 0,52 gulden, waarbij evenwel te bedenken dat lonen en materialen in het binnenland zeer laag zijn. Bijvoorbeeld grondwerken 7 à 8 keer goedkoper dan in Nederland, stenen, zand e.d. Massaspullen idem dito. De genoemde budgetten hebben dus in feite een vrij hoge waarde). Technisch is het vrij simpel, meestal: eenvoudige wegsoorten, bruggen, sluizen, veel dijken en kanalen. Het geeft satisfactie door de afmetingen en de ‘grote lijn’ die er doorloopt. Er komen allerlei vraagstukken van organisatie en systeem aan te pas en ten slotte ook al de voorbereiding van stokpaardjes als verkeerscoördinatie, normalisatie, centrale planning, e.d.’ 

‘Tenslotte kan ik nu ook uitleggen waarom ik juist deze winter blijven moet: het budget voor 1934 is er veel gladder doorgegaan bij de hoogste instanties dan ik verwacht had en zal direct uitgevoerd worden. Dat is één. Verder komt een groep ingenieurs experts (d.w.z. internationale beroemdheden) om de ‘grote lijn’ nog verder uit te lijnen. Die lieden worden in april a.s. hier verwacht en wij zullen dan met hun moeten optrekken. Dat is twee. Beide redenen bij elkaar maakt het nu onmogelijk, nu dat alles zich zo voorspoedig ontwikkelt, met ons eigen werk als grondslag, om een half jaar er tussenuit te gaan. Zo in september zal dat vermoedelijk veel beter mogelijk zijn. Als alles dan een beetje loopt, wil ik in ieder geval naar Europa terug. Al is China misschien niet zo erg als Bolivia op dit punt, een geestelijke oplapping is voor iedere Far Easter uiterst gewenst. Ik zal dan mijn reis naar het Noordwesten en Mongolië gedaan hebben, hoop Szechuan nog te zien en dan geloof ik het wel, wat het aloude Cathay betreft. Aan de andere kant van dit probleem staat de goede betaling (hoewel het leven voor iemand, mobiel zoals ik, duur en gecompliceerd is). Een redelijk baantje-met-goede-techniek zou me na deze 3 jaar eigenlijk graag weer in Europa doen blijven. We zullen zien.'