4. 

Ongelukkig in Nanking

Bij iedere klont gele klei aan mijn broek en bij iedere streek die de Chinezen met ons uithalen, zit dat beeld met die bloesems achter in mijn hoofd.

Aan het einde van zijn eerste jaar in China, op 1 januari 1933, verhuist Bourdrez dan toch naar Nanking, waar hij tot najaar 1937 zal wonen. Het contrast met Shanghai is enorm. Begin 1933 schrijft hij over het verschil: 'Ik was nog een paar dagen in Shanghai. Dat betekent bioscoop, stedelijk orkest, dansen, neonlicht, Hollands praten en geld uitgeven. Nanking is puriteins, stil. Je kunt er werken en sparen.' Hij gaat Nanking uiteindelijk wel waarderen, maar zeker de eerste periode kan hij er maar moeilijk aarden. 

Nanking is misschien wat saai, maar het binnenland, waar Bourdrez steeds vaker verblijft is dat zeker niet. Dat het leven in China niet altijd een pretje is, blijkt uit een brief van half maart 1933 aan zijn broer Joop in Amsterdam, waarvan grote delen hieronder zijn weergegeven:

'Beste Joop, [...] Aan moeder schreef ik de gebruikelijke goede berichten. Het gaat me ook niet slecht, maar erg leuk is het hier ook niet. Als tweejarig avontuur is het de moeite waard, ook al als kennismaking met een raar stuk van de wereld. Maar we zitten in de Yangtze-vallei en die is lelijk, plat, geel, kaalgehakt. En dan de Chinezen. Het landvolk is goed, werkt alsmaar, en verzuipt of verhongert vervolgens tevreden. Maar meestal heb je met de officials te maken en dat is minder prettig. Ze haten ons, zijn ingebeeld en hebben allerlei kleine maniertjes om je het leven zacht gezegd niet aangenamer te maken. Tenslotte is er buiten Shanghai en de rivierboten een gebrek aan comfort dat moeilijk aan Europeanen uit te leggen is. In de winter zijn nergens kachels, de Chinezen lopen met een dikke watten hansop rond. Wij niet. Houtskoolvuurtjes en jenever kunnen niet alles vergoeden. En zo verval je van hoestbui tot spuitpoep en zo voort. In Kiangsi heb ik weer luizen gehad. Geen bad in twee weken en dan krijg je ze ook niet weg. Ze vermenigvuldigen zich ook vrij snel. Hier in Hankow heb ik ze met Dr. Reiss z’n watertje weggekregen. Een paar schoenen is in Kiangsi weggerot, 10 dagen aanhoudende regen en geen schoensmeer. Tegen de zomer moet je oppassen niet in cholerabraaksel te gaan zitten. Luizen zijn niet meer te bestrijden. En het is werkelijk warmer dan op Java. Nergens een koel bad te nemen, alleen lauwe thee. Het is zaak je inentingen te controleren. Het land is bar lelijk, kaalgeroosterd, geel, lusteloos.

Wat ook vervelend is, is dat de Chinezen ons per se in Nanking wilden hebben. Er zijn daar Moskouse woningtoestanden. We prijzen ons gelukkig een huis zonder luizen te hebben, nieuw en zonder verstopte riolering. Ik heb een klein slaapkamertje en samen met Okęcki een ‘zitkamer’ met één bureau en wat stoelen. Boven ons hoofd dreunen de kinderen [van de familie Okęcki, LB]. Als ik wist dat we langer bleven zou ik een klein huisje huren/kopen. Nu eerst afwachten wat Genève hier verder wil doen. Het werk gaat langzaam en is soms hopeloos, de vraagstukken zijn te groot, te weinig gegevens. Het blijft bij wat pionieren, wat met enige fantasie soms voldoening geeft. De Chinese ingenieurs zijn intelligente telgen van Confusiaanse literaten, zonder veel gevoel voor techniek vooralsnog. Alles staat hier nog met één been in de verleden tijd. Ze zijn nooit precies, kunnen niet goed rekenen (de Chinese taal heeft geen goed telsysteem. Vandaar eindeloze vergissingen tussen 10.000 - 100.000 - 1.000.000 e.d.), altijd te laat, geringe werkkracht. Maar toch intelligent [...]. Ik mag ze eigenlijk graag, tot ze ergens ‘official’ worden en meedoen aan alle misbruiken, anti-vreemdelingenmode en zo meer.

Wat ik zeggen wou is dit. Ik heb soms avonden in kleine oorden dat ik bij de houtskoolpot zit. Licht is schaars, dus lezen of schrijven dan lastig. Er komen dan vroegere tijden voorbij trekken: ik werk nu acht jaar (één jaar militaire dienst, ook voor u) . Heb vrij hard gewerkt, vakanties max. 2 tot 2½ week, soms twee jaar niets. En ik ben er geen bal verder mee. Inderdaad zit ergens een spaarcentje, maar daar heb ik in Nanking’s woestijn niets aan. Geen blanke meisjes zonder Russisch accent of Slavische neus. Cocktail-sweeties van één avondje in de Little Club met overspel na en morgen naar Manilla [zie toelichting hieronder, LB].

En dan herinner ik me Mien’s beschrijving van de Italiaanse rivièra, als de bloesems aan de bomen zijn in de lente. Op het etiquette dat op mijn middel tegen spuitpoep zit, zie ik wintersport en bergen met bomen erop met sneeuw (hier zijn geen bomen, wel soms bergen en vuile sneeuw). Jullie hebben het maar fijn in Amsterdam. Dol met muziek en toneel en echte films en tentoonstellingen en meisjes met gewone neuzen die Hollands praten (het schijnt mogelijk te zijn). [...] En ik weet nu zo ongeveer wat ik ga doen. Ik zal toch hopelijk eens terugkomen in Europa. Dan zal ik eerst netjes naar huis komen, gedag zeggen en mijn valiesje [koffertje, LB] neerzetten. Dat zal in januari zijn. Na een paar dagen zal ik naar die bergen met sneeuw gaan en wat daar bij hoort. Tot het maart is en die bloesem begint te komen, nu naar het Zuiden. Misschien vind ik een gezellig feminien persoon, Noordelijk sprekend, dat mij tijdelijk daarheen vergezellen wil. [...]

Ik wil een verlof hebben onder die bomen, lekker op m’n gat, languit, drie maanden lang, met een beetje sport en een gezellig ledikant. Bij iedere klont gele klei aan mijn broek en bij iedere streek die de Chinezen met ons uithalen, zit dat beeld met die bloesems achter in mijn hoofd. Dit zit ook zo bij Okęcki en vriendjes bij de A.P.C. en B.A.T [Asiatic Petroleum Company en British American Tobacco, LB] en Davy [Britse professor aan de universiteit van Nanking, LB] en Taylor [Volkenbondcollega, LB] en de rest. De Far East is iets anders dan ‘The Strand Magazine’ beweert. Het is niet tragisch of idyllisch of pathetisch, allerminst heroïsch. Het is geel, klei, smoelen, streken, water, huizen, geen bomen, geen bloemen, geen oude cultuur, ‘great fun’ in Shanghai. [...] Na dat verlofje zullen we verder zien. Dan gaan we weer bescheiden engineeren. Spaarcentje nodig voor ‘uitzingen’ en godweet: trouwen. [...], Frans'

Een aantal zaken vallen op in deze brief. Allereerst natuurlijk de negatieve toon. Bourdrez zat duidelijk niet lekker in zijn vel. Dit blijkt ook uit andere brieven uit die periode, al zijn die minder somber dan deze. Wat maakte Bourdrez zo somber in die periode? Allereerst het werk. Bourdrez was een jaar bezig en had het gevoel dat ze niet echt opschoten en gewaardeerd werden. Bourdrez was vooraf verteld dat hij zich vooral met waterbouw bezig zou houden, maar de eerste twee jaar had dat geen prioriteit. De wegenbouw had wel prioriteit, maar veel geld was er niet die eerste periode.  

De zin 'Cocktail-sweeties van één avondje in de Little Club met overspel na en morgen naar Manilla' klinkt erg cryptisch, maar er zit een heel verhaal achter, met veel verschillende puzzelstukjes. 

Bourdrez was duidelijk ongelukkig dat hij weinig vrouwelijk gezelschap had in China. Het contact met Elizabeth von Meyenburg was wat verwaterd en in Shanghai was veel vertier, maar weinig huwbare Westerse vrouwen. In de winter van 1932/1933, enkele maanden vóór deze brief, ontmoet hij echter de Amerikaanse Barbara Harrison via een gemeenschappelijke vriendin, Bernardine Szold-Fritz. 

Barbara Harrison werd in 1904 in San Francisco geboren. Harrison is nog geen jaar oud als haar moeder om het leven komt in een auto-ongeluk. Haar moeder kwam uit een steenrijke familie van spoorwegmagnaten en laat haar jonge dochter twee miljoen dollar na. Ook zonder omrekening naar huidige waarde is dat veel geld. Francis Burton Harrison, de vader van Harrison was politicus en diplomaat. Hij verhuisde zeer regelmatig en trouwde zes keer. Hij woont acht jaar met zijn kinderen in Manilla, waar hij werkt als Gouverneur-Generaal van de Filipijnen. De Filipijnen maken op dat moment nog deel uit van de Verenigde Staten. Barbara Harrison gaat na hun verblijf op de Filipijnen studeren in  Oxford en verhuist in 1925 op 21-jarige leeftijd in haar eentje naar Parijs. Daar raakte ze bevriend met Bernardine Szold en samen maken ze in 1928/1929 een jaar lang een reis om de wereld. Als Harrison en Szold in Shanghai zijn wordt Bernardine Szold verliefd op de zilverhandelaar Chester Fritz. Als Szold net terug is in Parijs, ontvangt ze een telegram van Fritz waarin hij haar ten huwelijk vraagt. Korte tijd later zit Szold dus weer op de boot naar Shanghai. 

Barbara Harrison gebruikt ondertussen haar kapitaal om bevriende Amerikaanse kunstenaars vooruit te helpen in de levendige Parijse kunstenaarswereld. Samen met haar goede vriend Monroe Wheeler richt ze de kleinschalige uitgeverij ‘Harrison of Paris’ op, die boeken in lage oplage print, maar van hoge kwaliteit met bijzonder papier en de nieuwste lettertypes. Zij verzamelt een groepje mannelijke (en homoseksuele) kunstenaars om zich heen in haar appartement in Parijs en haar herenhuis in Rambouillet 50 kilometer ten Westen van Parijs. Barbara Harrison is jong, mooi, steenrijk, vrijgezel, houdt van paardrijden, reizen en snelle auto’s. 

Barbara Harrison en Monroe Wheeler in 1934 (bron

In 1932 besluit Harrison om naar China te reizen om haar vriendin, die dan Bernardine Szold-Fritz heet, op te zoeken. Szold-Fritz heeft zich in Shanghai ontpopt tot de grootste ‘socialite’ van Shanghai. Iedereen die er toe doet in zowel de Chinese als de Westerse literaire wereld en business-elite ontmoet elkaar in haar salon, de International Art Theater.

Samen met Monroe Wheeler vertrekt Barbara Harrison in november 1932 voor een reis van vijf maanden naar India, China, waarvan twee maanden bij Szold in Shanghai, Japan, de Filipijnen en Zuid-Europa. Zij reizen op de heenweg samen met Sir Victor Sassoon, een van de rijkste mensen ter wereld en eigenaar van het Cathay Hotel in Shanghai, waar ook Bourdrez na aankomst in China enige tijd verbleef.

Over de ontmoeting van Bourdrez en Harrison en de aard en duur van hun relatie is weinig bekend. In de brief spreekt Bourdrez van één avondje in de 'Little Club'. De Little Club is in die tijd een beruchte nachtclub in Shanghai. Maar dat er meer speelde dan één avondje blijkt uit een stapeltje brieven van Barbara Harrison aan François Bourdrez dat bewaard is gebleven in het Nationaal Archief. Het betreft brieven die Harrison heeft gestuurd nadat zij weer thuis was gekomen in Parijs. In deze brieven schrijft Harrison hoeveel ze van Bourdrez houdt en hoe lastig ze het vindt om zo ver weg te zijn. Ze vertelt veel over haar leven in Parijs, de belevenissen van haar kunstenaarsvrienden en haar uitgeverij. Over hun twee samen schrijft ze dat ze samen naar het theater zijn gegaan en dat ze de ring draagt die ze van Bourdrez heeft gekregen. Heel veel meer is niet bekend over hun tijd samen.

Terug naar de brief van François Bourdrez aan zijn broer en het citaat: 'Cocktail-sweeties van één avondje in de Little Club met overspel na en morgen naar Manilla'. Barbara Harrison moet de ‘cocktail-sweety’ zijn geweest waar hij naar verwijst. Harrison schrijft in een van de brieven aan Bourdrez iets over de Little Club in Shanghai, maar ook de timing van de brief aan Joop en de verwijzing naar Manilla maken het aannemelijk. Harrison reisde namelijk na haar verblijf in China door naar Manilla in de Filipijnen. Uit deze cryptische zin valt dus op te maken dat er sprake was van overspel, maar hoe dat precies zat valt niet meer te achterhalen. Dat er iets is voorgevallen is zeker. Helaas zijn de brieven van Bourdrez niet bewaard gebleven, zover bekend. Maar uit de inhoud van haar brieven is toch het een en ander op te maken. 

Het mogelijke overspel stond Bourdrez niet in de weg om toch nog brieven te schrijven naar Harrison. Sterker nog, hij lijkt het initiatief te hebben genomen bij de briefwisseling. In de eerste brief van Harrison aan Bourdrez, die bewaard is gebleven in het Nationaal Archief staat: 'Darling, your two letters came yesterday and gave me the greatest pleasure. I really didn’t expect word from you. I don’t deserve it anyhow! But you can’t imagine how happy I was, and am. [...] Darling, I love you, I can’t help it. B.' In de volgende brief van haar schrijft ze: 'I cherish the two letters you sent me, including the two scoldings in them. I certainly deserve more than scolding from you. I have been so utterly horrid and perhaps even cruel, in the most childish way one is cruel when one is hurt. The more I think about you, the more ashamed I am of myself.' Harrison schrijft in twee maanden zeven brieven aan François Bourdrez. Het is niet bekend of Bourdrez na zijn eerste twee brieven nog iets aan haar heeft geschreven. Haar brief van 1 juni 1933 is de laatste, die in het Nationaal Archief van haar bewaard is gebleven. In 1934 verhuist Harrison terug naar de Verenigde Staten en korte tijd later trouwt ze met Lloyd B. Wescott, de broer van één van haar kunstenaarsvrienden.

Barbara Harrison en haar latere man Lloyd B. Wescott (foto: George Platt Lynes, bron)

Bourdrez bleef echter alleen achter in Nanking. Gelukkig begint het werk wel te lopen. Hij zit in Nanking dichter bij de machtshebbers en vanaf 1933 wordt Bourdrez steeds intensiever betrokken bij waterprojecten. Dat werk interesseert hem veel meer. En het brengt hem tot in de verste uithoeken van China.